Digitale Fotografie 1 - Basistechnieken

In een analoog fototoestel is de sluiter erg belangrijk omdat het ervoor zorgt dat er geen licht aan de lichtgevoelige film kan. Bij een digitale compactcamera wordt de sluiter weggelaten, zodat je voor het maken van een opname het beeld reeds kan zien op het LCD-scherm. Digitale spiegelreflexcamera’s hebben, om kwaliteitsredenen, meestal wel een mechanische sluiter en bij recente compacte systeemcamera’s kan je kiezen voor een echte, mechanische sluiter of voor een elektronische sluiter. Waarden voor sluitertijden Net zoals bij het diafragma kan ook de sluitertijd in een aantal stops ingesteld worden. Ook hier zijn de klassieke stops beperkt tot waarden die de belichting met de helft verminderen. Een sluitertijd van 1 seconde is de referentie, dus is de klassieke reeks sluitertijden: 1, 1/2, 1/4, 1/8, 1/15, 1/30, 1/60, 1/125, 1/250, 1/500, 1/1000... Je merkt dat er afgerond werd, in principe zou het 1/16, 1/32, 1/128 enzovoort moeten zijn, maar dit rekent niet zo vlot... Net zoals bij het diafragma, kan de digitale reeks sluitertijden 3 keer uitgebreider zijn, bijvoorbeeld door het toevoegen van 2 tussenstops na elke echte stop. Sluitertijd De sluiter blokkeert het binnenvallend licht. Door de sluiter gedurende een korte periode te openen, kan het licht op de sensor vallen. Die korte tijd is de belichtingstijd of sluitertijd. De sluitertijd bepaalt de hoeveelheid beweging in een foto. Sluitertijden worden aangeduid als 8, 15, 125 enzovoort. Dit is een korte notatie voor 1/8 s, 1/15 s, 1/125 s enzovoort. Sluitertijden vanaf 1 s worden steeds aangeduid met “ als symbool voor seconde. 1”3 betekent 1,3 s. De langste sluitertijd die manueel kan ingesteld worden, is meestal 15 s (15”) bij een compactcamera en 30 s (30”) bij een systeemcamera. De kortste sluitertijd is ook afhankelijk van het type camera: 1/2000 s bij een compactcamera, 1/4000 s bij een instap systeemcamera tot 1/8000 s bij een (semi-)professionele camera. Hieronder een overzicht van de sluitertijden voor een compactcamera (donkere vlakjes) en de extra sluitertijden voor een instap systeemcamera (roze) en professionele systeemcamera (wit). Canon gebruikt notaties met “ vanaf 1/3s en langer. De letter B staat voor Bulb. In deze stand bepaalt de fotograaf zelf hoe lang de sluiter open blijft staan. Wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt, dan gaat de sluiter open om opnieuw te sluiten wanneer de ontspanknop terug losgelaten wordt. Deze optie is nodig om extreem lange sluitertijden in te stellen, bijvoorbeeld bij het fotograferen van sterrenhemels (zie boek 2). SLUITERTIJDEN DIGITALE CAMERA B 30” 25” 20” 15” 13” 10” 8” 6” 5” 4” 3”2 2”5 2” 1”6 1”3 1” 1.3 1.6 2 2.5 3 4 5 6 8 10 13 15 20 25 30 40 50 60 80 100 125 160 200 250 320 400 500 640 800 1000 1250 1600 2000 2500 3200 4000 5000 6400 8000 0”8 0”6 0”5 0”4 0”3 (Canon) Tv (Time value), de sluitertijdvoorkeur programmastand van Canon en Pentax. Andere cameramerken gebruiken hiervoor de aanduiding S (shutter). Na het activeren van de Tv- of S-stand, kies je met het draaiwieltje op de camera de gewenste sluitertijd. Wanneer, na half indrukken van de ontspanknop, de diafragmawaarde knippert, dan heb je een ‘foute’ keuze gemaakt! Sluitertijdvoorkeur Is een suggestie van beweging belangrijk voor een foto, dan kies je best een lange sluitertijd. Wil je, bijvoorbeeld bij sportfotografie, een snel bewegend onderwerp scherp vastleggen, dan moet je juist een zo kort mogelijke sluitertijd instellen. Deze keuzes kan je maken als je de camera instelt op de stand Tv (Canon) of S (andere merken). Jij kiest de gewenste sluitertijd en de processor in de camera stelt de bijpassende diafragmawaarde - indien mogelijk - in. 119 THEMA 7 : Belichting

RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MzE=