Digitale Fotografie 1 - Basistechnieken

Lichtgevoeligheid wijzigen De camera levert een optimale beeldkwaliteit bij 100 ISO. Je doet er dus goed aan om die lichtgevoeligheidswaarde te gebruiken. Toch zijn er omstandigheden waarbij je de lichtgevoeligheid noodgedwongen zal moeten veranderen. Te weinig omgevingslicht: hoge lichtgevoeligheid Keren we terug naar het plein bij nacht. We stellen de camera in op een lichtgevoeligheid van 200 ISO. Dit betekent dat we de lichtgevoeligheid verdubbelen (100 4 200) en dat we één stop winnen. De camera kan bij de kleinste diafragmawaarde (f2.8) nu een sluitertijd kiezen van 1/20 s, wat nog steeds te lang is. Verdubbelen we de lichtgevoeligheid nogmaals, naar 400 ISO dus, dan mogen we de sluitertijd nog één stop verminderen, naar 1/40 s. Dit is korter dan 1/30 s dus kunnen we de foto uit de hand nemen. De combinatie 400 ISO, f2.8 en 1/40 s levert een goed belichte, scherpe foto op. Snelle bewegingen: hoge lichtgevoeligheid Hoe hoger de lichtgevoeligheid, hoe korter de sluitertijd kan zijn. Dit is ideaal voor sportfotografie. Bij buitenopnames zal er over het algemeen voldoende licht zijn om bij een standaard lichtgevoeligheid snelle sluitertijden te kunnen kiezen, maar waarschijnlijk enkel bij relatief kleine diafragmawaarden. Deze zorgen echter voor een beperkte scherptediepte en bij sportfotografie kan dit een probleem opleveren. Bij snel bewegende onderwerpen heb je niet de tijd om precies scherp te stellen. Met andere woorden: een grotere scherptediepte (grotere diafragmawaarde) is handiger. Helaas gaan grote diafragmawaarden niet goed samen met korte sluitertijden, tenzij... de lichtgevoeligheid verhoogd wordt. In dezelfde lichtomstandigheden kan je dan, met dezelfde kleine lensopening, snellere sluitertijden kiezen. Te veel omgevingslicht: lage lichtgevoeligheid Stel: op een zonnige dag wil je een foto van een waterval nemen. Omdat een lange sluitertijd een mooi effect oplevert, stel je de camera in op 1/4 s. De camera meet het omgevingslicht en berekent dat bij deze sluitertijd een diafragmawaarde van f32 ingesteld moet worden, maar dat kan het objectief van je spiegelreflexcamera misschien net niet aan. De grootst mogelijke diafragmawaarde is bij de meeste zoomobjectieven f22 in breedhoek, maar met die instelling wordt de sensor te sterk belicht en is de foto overbelicht. Om toch de gewenste foto te kunnen nemen, moet je de sensor minder gevoelig maken voor licht zodat de camera een kleinere diafragmawaarde kan instellen. Je zal dus de lichtgevoeligheid moeten verlagen tot bijvoorbeeld 50 ISO. Helaas zijn er maar weinig camera’s die een ISO lager dan 100 laten instellen. Bij de hogere modellen is dat wel mogelijk (zie schermvoorbeeld hiernaast). Beeldruis Het verhogen van de lichtgevoeligheid heeft één groot nadeel: de beeldruis verhoogt mee. De sensorgrootte en de grootte van de diodes zijn bepalend voor de hoeveelheid beeldruis die de camera registreert. Hoe kleiner de sensor, hoe kleiner de diodes zijn en hoe minder licht ze registreren. Beeldruis neemt dan ook toe naarmate de fabrikant meer diodes op een sensor plaatst. In verhouding met compactcamera’s hebben systeemcamera’s grotere sensors waardoor ze minder last van ruis hebben. Bij compactcamera’s stel je de lichtgevoeligheid best niet hoger dan 800 ISO in, bij systeemcamera’s kan dit 2, 3 of meer stops hoger zijn, tot 3200 en zelfs tot 25600 ISO bij recente full frame camera’s. Bij weinig omgevingslicht zal je keuzes moeten maken: neem je een foto bij een normale lichtgevoeligheid, dan is er kans op bewegingsonscherpte, maar er zal weinig of geen beeldruis in de foto zitten. Neem je een foto met hoge lichtgevoeligheid, bijvoorbeeld 800 ISO, dan is de foto scherper, maar er zal meer ruis in de foto merkbaar zijn. Boven : ISO-waarden voor recente compactcamera’s beperken zich best tot 800. Onder : Bij een professionele spiegelreflexcamera kan je de ISO-waarde zeer hoog instellen, bijvoorbeeld tot 25600 ISO. De standen H1 en H2 zijn één, respectievelijk twee stops hogere waarden, hier dus 51200 en 102400 ISO. De stand L betekent één stop lager dan de laagste waarde, hier dus 50 ISO. De fabrikant raadt het gebruik van deze waarden niet aan. De beeldkwaliteit is te slecht en de kans op over- of onderbelichting wordt te groot. De L, H1 en H2 (of Lo, Hi1, Hi2 bij Nikon) waarden zijn de ‘uitgebreide ISO-waarden’. Je moet deze in het setup-menu van de camera aanzetten om ze te kunnen gebruiken (indien de camera ze aanbiedt). 128 DIGITALE FOTOGRAFIE 1

RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MzE=