Digitale Fotografie 1 - Basistechnieken

Vermijd bewegende elementen Probeer zoveel mogelijk personen, dieren of voorbijrijdende voertuigen te vermijden. Wanneer bijvoorbeeld een persoon wel op de ene foto op een bepaalde plaats staat en niet op de volgende, dan kan die persoon in het eindresultaat half of doorzichtig als een geest verschijnen. Dit is met name het geval wanneer de persoon zich in een overlappend gebied tussen twee foto’s bevond, dus aan één van de randen van een foto. Probeer ook geen panoramafoto te nemen als het hevig waait, niet alleen bomen en planten bewegen dan teveel, maar ook de wolken staan in de verschillende opnames niet meer op exact dezelfde plaats. Zorg voor voldoende overlapping Als je alle tips in acht nam, dan kan je de reeks foto’s beginnen maken. 6 Zorg voor een overlapping van ongeveer 30% : maak de eerste foto en kijk goed welke elementen er aan de rand van de foto staan. Draai of kantel de camera (niet verplaatsen!) en neem de volgende foto. Let erop dat de elementen van de vorige foto deze keer te zien zijn aan de andere rand. Met een overlapping van 25 tot 30% kan de software goed analyseren welke delen van twee opnames op elkaar moeten passen. < 2 Meet het gemiddelde licht : Richt de lens op een gemiddeld belicht deel van je panorama en druk de ontspanknop half in. Kijk naar de lichtmeter van de camera en stel een sluitertijd in zodanig dat deze een correcte belichting aangeeft (blokje onder 0, of aanduiding 0). Je maakt nu alle foto’s met dezelfde belichting. Kleuren en scherpstelling gelijk houden Naast de belichting moeten ook de kleuren en de scherpte(diepte) gelijk zijn in alle opnames voor een panoramafoto. 3 Stel een gemiddelde kleurtemperatuur in : Voor de kleuren kies je een witbalans voorkeuze, bijvoorbeeld Bewolkt voor buiten (gemiddelde van Direct zonlicht en Schaduw). Voor binnen kies je misschien best voor TL-licht (gemiddelde van Gloeilamplicht en Direct zonlicht). 4 Stel handmatig scherp: vóór de eerste opname kan je nog automatisch scherpstellen (AF), maar meteen na het scherpstellen zet je het objectief of de camera op handmatige scherpstelling (MF). Zo ben je zeker dat alle opnames gemaakt worden met dezelfde scherpstelafstand en scherptediepte. De camera correct hanteren Foto’s die je later op de computer gaat samenvoegen, moeten horizontaal of verticaal zo goed mogelijk aansluiten. Hoe meer foto’s je gaat samenvoegen, hoe meer een statief noodzakelijk wordt. Voor twee foto’s is het niet echt nodig, maar voor een 360° panoramafoto is een statief geen overbodige luxe. De foto’s die je neemt, moeten allemaal gemaakt zijn vanaf hetzelfde punt. 5 Tijdens de opnames mag je de camera draaien en kantelen, maar niet verschuiven : Ideaal gezien zou de camera moeten roteren of kantelen rond het optisch centrum van het objectief (zie boek 3), maar dat kan alleen met de camera op een speciaal statief. Fotografeer je uit de hand, beweeg dan tijdens de opnames rond de camera, met het objectief als denkbeeldige spil, eerder dan zelf de denkbeeldige spil te zijn waarrond de camera draait. Houd de camera in verticale positie voor een hoger panorama. Boven : sta je stil tijdens de opnames, dan maak je foto’s vanuit verschillende standpunten en dat maakt het samenvoegen van de foto’s veel moeilijker, soms zelfs onmogelijk. Onder : probeer de camera op dezelfde positie te houden en draai zelf rond je camera (gebruik het LCD-scherm als zoeker). Alle foto’s worden dan vanaf hetzelfde standpunt gemaakt en dat vergroot de kans op een perfect samengevoegde panoramafoto. 207 THEMA 14 : Panoramafoto's

RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MzE=